25 jaar moederschap: klein leed in tijden van corona
Een kwart eeuw klinkt al bijna als een eeuwigheid. Toch staan veel gebeurtenissen uit die eerste dagen van mei in 1995 in mijn geheugen gegrift. Of is het eigenlijk maar één gebeurtenis? De geboorte van onze oudste zoon. Ik was eigenlijk pas in de derde week van mei uitgerekend, maar in Brussel vond mijn gynaecoloog dat onze kleine erg hard groeide. Dus raadde zij aan de bevalling bij 37 weken in te leiden.
Er was eerder al eens twijfel geuit of ik eigenlijk niet al wat langer zwanger was, dat hoofdje was toch wel erg groot. Ik antwoordde dan dat ik zeker was van de laatste dag waarop ik ongesteld was geworden en ook heel zeker wist wie de vader van mijn kind was. Iemand met een buitengewoon groot hoofd. Het verhaal over die zoektocht naar ‘a hat for a cow or what?’ zal ik bewaren voor een andere keer.
Op maandagavond 1 mei werd ik verwacht in het ziekenhuis, om half twaalf. Er werd me verteld dat het zou kunnen dat de medicatie om de bevalling op gang te helpen niet zouden werken. Peter moest dus ook maar gewoon thuis afwachten. Maar toen om 3 uur ’s nachts de weeën begonnen, zeurde ik net zolang aan ieders hoofd totdat ze hem belde. Ik dacht: weeën zijn begonnen, ik krijg dadelijk een kind en ik wist dat hij er graag bij zou willen zijn. Het liefst zelf de navelstreng wilde doorknippen.
Het liep anders. In vroege ochtend verdwenen de weeën, toen de gynaecoloog kwam werd zij kwaad op de verpleging die niet adequaat had gereageerd. We begonnen opnieuw. En weer kwamen er weeën. Dit keer was ik iets meer op mijn hoede, maar toen ze steeds heftiger werden en ons de rest van de dag en nacht bezig hielden, kreeg ik wel steeds meer hoop. 2 mei gingen we niet meer halen, maar lang kon het toch niet duren?
Woensdagochtend kwam de koude douche. Na een nacht van elke twee, drie minuten een keiharde wee end an weer uitgeput in slaap vallen, was ik geen steek opgeschoten. Nog geen millimeter ontsluiting. De verpleging wilde me graag in bad stoppen. Ik wilde alleen maar een baby. Desnoods via een keizersnee. Daar wilde mijn gynaecoloog weer niet aan. Niet nodig zei deze verder aardige Vlaamse dokter.
Vooruit, ik dat bad in. Ik weet nog steeds niet wat exact de omslag bracht, misschien omdat ik me toch ontspande en me overgaf aan het onvermijdelijke. Maar binnen een paar minuten, vloog ik zowat op een weeënstorm het bad uit. Het was begonnen. Uiteindelijk duurde het nog tot na zeven uur die avond totdat ik hem eindelijk in mijn armen had. Maar de victorie was begonnen.
Dat had ik vandaag graag willen vieren. Met een huis vol, aan een lange tafel. Met bier, wijn, taart, lekkers van de bbq. En met gewoon een knuffel en een zoen van mijn zoon en vice versa. Maar dat schijnt nu niet te kunnen. Verjaardagswensen gaan via beeldbellen, cadeautje afleveren op anderehalvemeter. Ik weet het ‘klein leed’. En toch doet het verdomde pijn. Ik houd me vast aan het rotsvaste geloof dat we het binnenkort/ooit/snel/over een tijdje/volgend jaar gaan inhalen. Wat kan ik anders doen?
-wordt vervolgd.
Gefeliciteerd met deze toch wel rare verjaardag